zondag 22 maart 2015

Ode aan mijn Dwerg Pinchers !

Het kriebelt al een tijdje ...

Ik wil een hond. Voilà, het is eruit !
En toch, die twijfel, hé.


Ik ben in de oranje-bruine seventies opgegroeid mét hond en kat. Ik heb in mijn groeiproces tot jongvolwassene twee hondjes gehad, allebei Dwerg Pinchers. Een Dobberman, maar dan in barbieformaat. Een Chiwawa avant la lettre, die we ten gepaste tijde poppenkleedjes aandeden.

Ons eerste woefke kwam aangewaaid op mijn verjaardag. Ik mocht een hondje kiezen bij mijn peter, wiens teefje kleine hondjes had uitgebraakt. In die tijd gaf je nog gewoon hondjes over en klaar was kees. Dat hondjes er van achteren uitkwamen, ik had geen idee.

Hij was nog geen 10 cm hoog, leek op een volbloed racepaardje en dus werd er na overleg met ouders, broer en zussen beslist om dit micro-hondje te vernoemen naar onze held van weleer, Black Beauty, in de volksmond werd dat dan Onzen Bijoetie.

Onzen Bijoetie vond mijn kleine peuterhandjes maar niks en waarschijnlijk is hij een paar keer door mijn mollige vingertjes gedonderd en wijselijk koos hij mijn zes jaar oudere zus als soulmate. Tot zo ver mijn wonderlijke verjaardagsgeschenk.

Onzen Bijoetie sliep op de meisjeskamer; drie zussen en een hond. Dat waren nog eens schone tijden. Over die meisjeskamer kan ik ook nog zo veel vertellen, maar dat is voor een andere keer.

En zo groeiden we samen op in dat kleine huis op de Prairie. Een kroostrijk gezin, mét kortingskaart van den Bond, mét een hond, een kat en een heleboel vissen.

Op een pinksterzondag in '79 kwam onze kleine rakker bruut aan zijn einde. Het dagelijkse belletje van de bakker, die toen nog brood aan huis bracht (wat een luxe), was voor Onzen Bijoetie het signaal om het hazenpad te kiezen. Ding Dong en weg was ie, elke dag, op zijn dagelijkse wandel langs buurteefkes en andere schone poppekes.
En geregeld kwam hij stinkend thuis en had hij ergens een 'pispot' over zich gekregen. Stoute mensen, ze zijn van alle tijden.

Maar die zondag werd onzen Bijoetie aanzien als een klein konijntje en was er daar nen wrede jachthond, Brutus, van twee straten verder, ook op wandel door het belletje van de bakker. Hij beet onze kleine Pincher in zijn rugje en schudde er ne keer goed mee, alsof onzen Bijoetie zijn speelbal was.

We schrokken ons een bult toen hij kwam binnen strompelen met open rugje. Hij is die Pinksterzondag nog geopereerd, maar het mocht niet baten. Onzen Bijoetie stierf die avond en veroorzaakte een laag drukgebied boven ons kleine huis op de Prairie.

En er waren getuigen van dit vreselijke drama.

Onze furieuze mama mét ballen sprong nog op haren fiets om de madame van de jachthond ne keer goed haar gedacht te zeggen: ik stond erbij en keek er naar. Madame, uwen hond heeft mijnen hond opgegeten ! Wat zegde daar van! Maar de madame zei niet veel, ze leek wel stoned, en mama en ik dropen af. 

In spreidstand zat ik achter ons mama op de bagagedrager, hield mijn handjes rond haar middel, legde mijn hoofdje tegen haar rug en huilde zachtjes om de stomme madame, wiens stomme hond Onzen Bijoetie had opgepeuzeld.

Vier onthutste kindjes zetten die avond hun kraantjes open. We weenden de oogjes uit onze koppen. Buren hoorden ons wenen en kwamen troost bieden. Maar niks kon ons troosten, tenzij ...

Een nieuw hondje. 

Er kwam weer een hondje in ons leven, weer een Pincherke van een scheet groot, een dwergje, met nog rafelige korstoortjes en getopte staart. Verschrikkelijk, ik weet het, maar in de seventies mocht je nog gezwind oortjes van honden knippen met je papierschaar.

Dees reuke was goudbruin. Hij stond daar op zijn eerste wiebelende beentjes en hij zag er uit als een bang hertje en dus doopten we hem Bambi.

Maar Bambi bekte toch niet zo goed en na overleg beslisten we dat Bambi waardig genoeg was om de naam van zijn voorganger te dragen: Beauty! Ondertussen was ik negen en was mijn Engels al wat beter en begreep ik dat hij Schoonheid noemde, daar waar ik nog dacht dat Bijoetie één of andere hippienaam was.

De nieuwe Beauty was een testosteronbommetje en neukte al wat in zijn straal van 1 meter kwam. Het strookte niet met mijn poederroze kinderwereld. Hij reed de hele dag paardje op een kussen dat 4 keer zo groot was als hem, hij besprong elke passant die thuis op bezoek kwam en klikte zich vast aan zijn scheenbeen. Olé. Het leverde gênante taferelen op.

Hij mocht mee op vakantie. Naar een verre bestemming, zoals De Ardennen. We reden met een bruine Mazda. 4 kindjes op de skai achterbank. Bij hete temperaturen plakten we vast aan de warme skai met onze blote billetjes. En dan was er nog een dolgedraaide Pincher die van links naar rechts toertjes liep over onze schriele beentjes. En als we pech hadden, werd onze Viagrahond ook nog eens wagenziek en kotste hij ons onder. Wat een fijne herinneringen zijn dat toch.

Hij was echt een deel van het gezin. Op een dag kwam het zo ver dat ik dreeg de hond in stukken te snijden met een boterhammes. Ouders gaan werken, kinderen alleen thuis ...
Broer en twee zussen hadden zich die namiddag tegen mij gekeerd, ruzie in het kleine huis op de Prairie, met vier kinderen was het altijd ambras. Meestal was de strijd twee tegen twee. Maar nu was iedereen boos op lief klein zusje.

Enfin, leep als ik was, wist ik dat ik onze hond moest opofferen om de hartjes van broer en zussen te raken. En dus liep ik met mijn bot boterhammes achter een kwispelende staartloze hond ... dat waren nog eens tijden.

En ook hij is gestorven. Wat een drama. Ik herinner me dat ik een nieuwe job gestart was, die me totaal niet beviel ... maar wat deed ik eraan.
Een telefoontje van het thuisfront om te zeggen dat onze kleine Beauty gestorven was, in de armen van zijn beste vriendin, ons Lobke, de poes.

Ik begon te snotteren en een collega kwam me troosten : jij werkt hier echt niet graag, hé. Euh ...

Sinds mijn huwelijk met Echtgenoot zijn er geen honden meer te bespeuren. Officieel zijn we kattenmensen. Onze introverte karakters, mét grote bek, leunen meer aan bij de gracieuze, eigenwijze katten dan bij de afhankelijke honden. Katten gaan op kattenbakken en doen hun ding. Honden gaan niet op kattenbakken.

Maar toch, ineens kriebelt het. Getuige hiervan de volgende overpeizingen tussen mij en Echtgenoot.

Er is een vijfdehands auto in de running om bezit te worden van ons Krisje. Een kruising van een Jeep met een tank. En nee, geen Duster.

Na een proefritje zei ik tegen Echtgenoot : ik wil de tank wel, maar alleen als er een hond wordt bijgeleverd. De koffer is echt gemaakt om een hond in te zwieren, schatje ...

Ergens ten velde met Echtgenoot in de Bompa-Mercedes : Bollie, dat ben ik dus, ik denk eraan om terug te gaan vliegen. Echtgenoot vloog tot voor kort met een klein vliegtuigje, maar heeft vieze dingen meegemaakt in de lucht en besliste om zijn ULM aan de takken te hangen ... En figuurlijk vliegt hij ook regelmatig, in mijn droomwereld. Enfin.

Goed voor jou, schatje, maar dan wil ik een hond.
Meen je dat nu echt, waar slaat dat op ? Kakelde Echtgenoot. Vreemd inderdaad.

Alsof er ergens een eenzaam hondje in een koud asiel telepathisch contact maakt met mijn gevoelig brein ...

Dus, ja we willen een hond, maar we gaan over geen nacht ijs en we zijn ons bewust dat we er een levend wezen bij nemen, waar we matuur en verantwoordelijk moeten over handelen.

En dan komen de twijfels. Wat zal onze koninklijke tweeling ervaren ? Zitten Raf en Nelleke te wachten op een stiefbroerhondje ? Zijn ze hier niet te oud voor geworden? Zal Nelleke dat nieuwe hondje niet bruut de kop inkloppen, zoals ze bij Raf placht te doen. Zal Raf niet overstresst de haren van zijn roze pootjes likken en me opzadelen met een berg haarballen? 

Of zullen de poezen Sukkelhondje omarmen en zich terug in de fleur van hun leven wanen ?

En wat doe je met een hond als we met vakantie gaan, zo een 128 keer per jaar als het van Echtgenoot afhangt ?

Zullen wij de komende jaren elke dag met dat hondje gaan wandelen, meermaals per dag. Zullen wij met plezier hondendrollen opvangen in plastieken zakjes? Ik zie het mijn tieners nog niet doen.

Daar waar we in de seventies met Onzen Bijoetie gingen wandelen en zorgeloos lieten kakken bij de buren. Dat mocht toen. Ja, de tijden zijn veranderd, hé. Hoewel ik denk dat de buren niet happy waren als ze het gras afreden met hun grasmachientje ...

Zo vele vragen. Zo vele angsten.
Mijn hart weet het wel en ik sta te popelen om een sukkeltje uit het asiel te redden.
Hoewel de gedachte aan het kiezen uit een hele reeks hondjes me nu al van streek maakt, want in theorie wil ik ze allemaal redden.

Zucht, wie kan me overtuigen ?
Wat zijn jullie bedenkingen en ervaringen hierbij ?

Krisje